Nu de schadegevallen langs het kanaal Almelo – De Haandrik ongekende proporties aannemen blikken we even terug op de ontstaansgeschiedenis van deze aanvankelijk levensader van Vroomshoop, Daarlerveen en Geerdijk. Onder druk van toenemende industrialisatie in de Twentse steden als Almelo en Enschede, de slechte toestand van het wegen en moeilijk bevaarbare rivieren en beken, ontstond rond 1809 een Overijssels kanalenplan. Een onderdeel hiervan was het kanaal van Almelo naar Zwolle.
Het aanvankelijke tracé deed veel stof opwaaien en regelmatig werden de plannen gewijzigd. In geen enkel van deze plannen was er ook maar enig oog voor het ontsluiten van het omvangrijke veengebied tussen Vriezenveen en Hardenberg. Pas in 1842 na veel discussie, onder meer over de ontwatering van Vriezenveen en de bewatering van het kanalenstelsel door de Vecht, werd opnieuw het tracé bijgesteld. Uiteindelijk 1851 besloot men tot een definitief tracé meer oostelijker gelegen. Hiermee konden zowel Daarle als Den Ham ook goed uit de voeten, men kreeg de kanalen niet door hun cultuurgrond, en de inmiddels in particulier eigendom verkregen veengronden werden prima ontsloten. In hetzelfde jaar 1851 werd nog in Zwolle met de graafwerkzaamheden begonnen.
Men ging voortvarend te werk en zo werd op 1 augustus van dat jaar het kanaalvak Zwolle naar de Regge geopend. Omstreeks half augustus 1854 had men het kanaalvak de Regge, Separatiepunt, Vriezenveen al op diepte, en was men bezig met het gedeelte richting Almelo. Het kanaal van Almelo (via het Separatiepunt) naar Zwolle werd op 12 juni 1855 feestelijk opengesteld. Het gedeelte vanaf het Separatiepunt in noordelijke richting tot de Vecht was inmiddels aanbesteed en kwam gereed op 5 september 1856.
Het graven was zwaar werk en werd gedaan door zogenaamde polderjongens, sterke kerels, veelal vrijgezel, ruwe bolsters die in hun zwart geteerde keten een monotoon bestaan leidden. Een leven van alleen hard werken en slapen, met tabak en jenever als mentale brandstof.
Rond 1854 liepen de werkzaamheden voor het graven ten einde. Onder dit leger van polderjongens waren een aantal pioniers die zich wilden vestigen in het gebied wat we nu Vroomshoop noemen.
Een dominee uit Daarle dacht dat het einde van de beschaving nabij was nu het schuim van onze natie, zoals hij dat noemde, in Vroomshoop bijeen gedreven bleek te zijn. Hij hoopte dan ook dat God verhoede, en via het gemeentebestuur van Den Ham te voorkomen, dat dit soort mensen zo dicht bij Daarle zich aldaar gingen vestigingen. Inmiddels weten we dat z’n smeekbedes niet hebben voorkomen dat Vroomshoop is ontstaan met meer kerken dan Daarle ooit heeft gehad. Vanzelfsprekend werd de nieuwe arbeidersgroep, met een andere levensstijl, niet met onverdeelde vreugde door de buurtdorpen begroet. De geuzennaam “Knaalsen” voor een Vroomshoper had dan ook vroeger een denigrerende bijklank.
Of het genot aan het kanaal te wonen ook ‘toekomstbestendig’ blijkt te zijn is ongewis geworden. De laatste opwaardering van het kanaal blijkt toch voor vele aanwonenden catastrofale gevolgen te hebben. Je kunt van een oud Fordje, zonder problemen te krijgen, geen Formule 1 bolide maken is nu weer eens gebleken.