Een van onze leden schonk de Oudheidkundige Vereniging een paar jaarboeken, met als titel ‘Jaarboek Overijssel voor cultuur en historie’. Een ervan heeft betrekking op het jaar 1947, een jaartal dat mij ook om persoonlijke reden aanspreekt… In de statige taal, die toen nog normaal was, worden verhalen, gedichten en beeldende kunst gepubliceerd en besproken.
In het jaarboek 1947 wordt onder meer de bekende Hellendoornse dichteres Johanna F. van Buren besproken. Zij schrijft in die naoorlogse jaren wekelijks een gedicht voor het Dagblad van het Oosten, dat graag gelezen werd door veel lezers van de krant. De recensent vertelt dat zij ‘deze populariteit onder de eenvoudige lezer in hooge mate verdient’. Hij prijst ook de ‘frisschen eenvoud die elk gedicht van haar kenmerkt’. Vaak, zo stelt de schrijver van dit artikel, wordt dialect-literatuur als banaal, grof en geesteloos gerijmel gezien. En daarom doet het weldadig aan wanneer men iets tegenkomt als de gedichten van Johanna F. van Buren. De recensent heeft vaak geprobeerd te weten te komen waarom de boeren en eenvoudige arbeiders de ‘leedties van Jehanna’ zo mooi vonden. De beste verklaring is volgens hem: ‘ze is van oons soort’.
De schrijver van het artikel leidt het werk van de dichteres nader in middels haar bundel ‘Zunnebloome’, in 1944 verschenen bij uitgeverij Hilarius te Almelo. Hij vindt het onbegrijpelijk dat de bundel niet begint met dat sterke gedicht, dat pas in het midden van het boekje terug te vinden is: ‘Zunnebloome, arme wief. Klungels floddert oew um ’t lief’. En verderop prijst hij het gedicht dat begint met ‘Het zint twee hàdde warkers, de baas en ‘t oale peerd’.
Maar ook is hij van mening dat sommige gedichten beter niet in de bundel opgenomen hadden moeten worden. Want de honderden gedichten die ze maakte zijn natuurlijk niet allemaal van hetzelfde hoge niveau. En dat is het bezwaar van de recensent tegen de bundel ‘Zunnebloome’. Er staan er te veel in die beter achterwege hadden kunnen blijven. En ook de opeenvolging van de verzen vindt hij soms hinderlijk; het geheel maakt een rommelige indruk, schrijft hij letterlijk.
Toch trekt hij de conclusie dat we dankbaar mogen zijn met dit boekje van Johanna van Buren. En hij hoopt dat er gauw een tweede bundel zal verschijnen die naar inhoud en uiterlijk naast boeken van onze grote Nederlandse dichters in de boekwinkels kan liggen. Want onze Johanna van Buren verdient het!
Nou vraagt u zich misschien de hele tijd al af, wie dan wel die kritische recensent en schrijver mag zijn, die bovendien met een zeker dedain over boeren en eenvoudig volk spreekt. Nou, het zal u wellicht verbazen, maar het is de schrijver van onder andere het boek De Winterkaaien, Aar van de Werfhorst. Het boek waarop de theatervoorstelling De Winterkraaien is gebaseerd. Johanna van Buren en Aar van de Werfhorst bleken elkaar goed te kennen!