04 – Voorstraat
Begin 15e eeuw woonden er in Den Ham een zestigtal gezinnen. In 1600 is dit aantal opgelopen naar 90, een geringe groei. De 80-jarige oorlog met plunderingen van Spaanse en Staatstroepen zal hieraan debet zijn geweest.
In het Markeboek van 1604 wordt vermeld dat er in Den Ham ”groote disordre” heerste; Den Ham was juist overgegaan naar het protestantisme. Tweeëneenhalve eeuw later blijkt Den Ham nog vrijwel in haar geheel de protestantse leer (hervormd) aan te hangen; de bevolking telt dan ruim 2000 inwoners.
Landbouw en veeteelt is het hoofdmiddel van bestaan, meestal als gemengd bedrijf. De landbouw staat in dienst van de veeteelt en men bedruipt hoofdzakelijk zichzelf, naast handel op de markt en met de burgerij. Maar daarnaast zien we de handwerkslieden opkomen: timmerlieden, smeden, slagers en neringdoenden. Vaak werd dit vak uitgeoefend naast veeteelt gecombineerd met landbouw.
Zo ontstonden ook de bakkerijen. Eerst werd gebakken voor eigen gebruik, daarna voor de buren en familie en na verloop van tijd ontstond de bakkerij later gecombineerd met eenvoudig klein aanbod van etenswaar. Vanzelfsprekend kwamen deze producten uit de eigen omgeving en waren seizoen gerelateerd.
Den Ham telde talloze bakkerijen en kleine dorpswinkeltjes, met ieder hun eigen klandizie, sterk gericht op de eigen kring en kerkelijke gezindheid. De ovens werden gestookt met hout, rijshout, de bakkerijen waren te herkennen aan de torenhoge mijten, bulten van dit gemakkelijk brandbare hout tot een hoge temperatuur.
In de weekenden als het vuur werd gedoofd, werden er in het najaar de appels in gedroogd, zorgvuldig in kleine partjes gesneden. Deze werden in de wintermaanden gebruikt door te wellen en te gebruiken in gerechten als groente, of om gewoon op te eten als fruit.
Ieder huis of boerderij had een flinke moestuin en een ruime kelder, waarin de producten werden opgeslagen om te bewaren voor de winter. Er werd ingemaakt, geweckt, gezouten en gedroogd, alles om de wintermaanden door te komen met het voedsel. De komst van de koelkast en vriezer heeft dit overbodig gemaakt, al wordt het zo hier en daar nog wel gedaan.
Aan de fiets met bakkersmand voorop, is af te leiden dat het brood veelal werd bezorgd door de bakkersjongens, die evenals de slagersjongens het hele dorp en omliggende buurtschappen doorkruisten. De andere winkeliers kwamen de boodschappen d.m.v. een klantenboekje wekelijks opvragen, en uiteraard bezorgen na betaling.
Door de week werden de opgehaalde boodschappen opgeschreven en wekelijks afgerekend, veelal voor de zondag. Bij alle niet-boodschappenwinkels werd tegen het eind van het jaar alles afgerekend, het nieuwe jaar diende met een schone lei te beginnen.
In de Krulsmid, het documentatiecentrum van de Oudheidkundige Vereniging liggen grote kasboeken waarin per klant alles zorgvuldig het hele jaar werd bijgehouden en eindejaar afgerekend, met en zonder zegel, afhankelijk van de hoogte van het bedrag.
In de tweede helft van de vorige eeuw kwam de sanering op gang, zowel bij de bezorging als bij het grote aantal bakkerijen en winkeltjes; er waren er gemakkelijk in de twintig en de meesten leden een marginaal bestaan.
Verkoop was afhankelijk van elkaar iets gunnen, waarbij dat gunnen vanzelfsprekend wederzijds werd verondersteld. Niet de prijs en niet zozeer de kwaliteit bepaalt de klantenkring, maar meer de gunfactor, waarbij de geloofsrichting veelal leidend is.
Na de sanering liep het aantal sterk terug, maar nog steeds telt Den Ham relatief veel bakkerijen, drie welteverstaan. De overige talloze winkeltjes zijn opgegaan in twee supermarkten, waarbij de prijs veelal de bepalende factor is, naast vanzelfsprekend het gemak en de bereidheid in eigen dorp te kopen.